Visie verboden

 

Projectonderdelen

De waarheid van de koe

Streven naar de Groene Lijn

Het streekmuseum van de toekomst

 

 


 

De waarheid van de koe

 

Een aantal jaren geleden liet landschapsarchitect Adriaan Geuze een aantal metershoge opblaaskoeien plaatsen aan de randen van het Groene Hart. Het project maakte onderdeel uit van zijn bijna emotionele oproep om de kwaliteiten van het Groenhartse cultuurlandschap te repecteren. Essentieel onderdeel van dit cultuurlandschap is de koe in de wei die ook in de kunst een hoofdrol speelt. Landschapsschilders zweren al eeuwen bij de koe die het landschap kleur, zin en maat geeft. Het verdwijnen van de koe uit het landschap ziet Geuze als het symbool van de teloorgang van dat landschap. Geuze voert een groeiende lobby aan van bezorgde landschapsliefhebbers die koste wat kost de koe voor het landschap willen behouden, desnoods met overheidssubsidie. Maar de oproep om vooral het beeld van de koe in de wei te behouden vertoont romantische trekjes en gaat voorbij aan de reëele economische dynamiek waardoor die koeien steeds meer uit het landschap verdwijnen.

 

Koe+cultuur

Nergens in het Hollandse veenweidegebied staan de koeien in de wei omdat de plaatselijke VVV daarmee aan de wensen van de landschapsbezoekers wil tegemoetkomen. Het zijn de boeren die hun koeien de wei in sturen om het sappige gras te verwerken tot melk. Het zijn ook meer de ontwikkelingen in de landbouw die de koeien uit de wei houden dan de ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. Door hier en daar weidende koeien te subsidiëren kun je weliswaar incidenteel recht doen aan het beeld van het Groene Hart dat de bezoeker graag ziet, maar dat beeld is kunstmatig en zal op den duur onbetaalbaar blijken te zijn. De boeren die hun koeien steeds meer op stal houden doen dat uit praktische overwegingen en niet om moedwillig het beeld van het landschap te beschadigen. Alle lofliederen ten spijt schuilt de garantie voor de handhaving van het koe-in-de-wei-beeld juist in de praktische overwegingen rondom de bedrijfsvoering. Niet alleen stoppende boeren en schaalvergroting maar vooral ook de ontwikkelingen rondom voeding en melken maken het op stal houden van de koeien namelijk steeds aantrekkelijker.

 Vanuit haar proefboerderij in Zegveld, buurtdorp van Kamerik, organiseert de Animal Sciences Group van de Wageningen Universiteit haar project KOE+CULTUUR waarin ze met boeren op zoek gaat naar de mogelijkheden voor nieuwe bedrijfssystemen in natte veenweidegebieden. Een van de projecten in dit programma is het mobiel melken, aangezwengeld door de Kamerikse boer Bert de Groot. Dit project kan de sleutel bieden op het handhaven van de koeien in de wei zelfs op plekken waar dat economisch niet rendabel lijkt te zijn zoals het veenweidegebied of natuurgebieden. In deze landschapstypen en beschermde gebieden komt het vaak voor dat de koeien ver van de stal weiden of in kleine koppels verspreid over de omgeving van de boerderij moeten staan. Dan is het onhandig of zelfs onmogelijk om die koeien twee keer per dag naar de stal te halen om ze te melken en is een grote stal voor de koeien al snel voordeliger. Een mobiele melkstal kan de oplossing bieden. De koeien kunnen in de wei worden gemolken zoals dat jaren geleden ook al gebeurde maar onder andere door strengere hygiëne eisen tegenwoordig bijna onmogelijk is geworden. Zo kunnen projecten als de mobiele melkstal zorgen voor de handhaving van de koeien in de wei en daarmee bijdragen aan het voortbestaan van landschappelijke kwaliteiten.

 VEEN BREED onderkent dat de mobiele melkstal een essentieel onderdeel kan zijn van het gewenste landschap. Het ontwerp van de stal zal voornamelijk aan praktische, technische en hygiëne voorwaarden moeten voldoen. Maar daarnaast wordt de rijdende stal een object dat een bijzondere aanvulling op het landschap kan zijn. VEEN BREED biedt aan boer Bert en zijn ontwerpteam de diensten van een ruimtelijk ontwerper aan om mee te werken aan de bijzondere uitstraling van het nieuwe Groenhartse object.

Slootkroosoogst

De mobiele melkstal is slechts één van de vele ontwerpopgaven die er liggen op de steeds breder wordende boerenerven. Vanuit de verbreding richting natuurontwikkeling, zorg, educatie, waterberging, klimaatmaatregelen en recreatie doemen talloze nieuwe ontwerpopgaven op. Wageningen Universiteit werkt bijvoorbeeld ook nog aan een oogstmachine voor het slootkroos, dat buitengewoon geschikt blijkt te zijn als veevoer en voor haar proefboerderij staat een ‘amfibische schuur’ op het verlanglijstje. VEEN BREED gaat op zoek naar deze opgaven en biedt aan de eigenaren hiervan haar netwerk van expertise aan. Het kan gaan om productontwikkeling- en vormgeving, marketingstrategiën en organisatiemodellen. Centraal in de bijdrage van VEEN BREED staat het versterken van het beeld van het Groenhartse landschap vanuit haar ontwikkeling als productiegebied.

 

 

Streven naar de groene lijn

Bijna iedere gemeente en iedere regio in Nederland streeft naar een verbetering van haar uitstraling en bekendheid. Om dat te bereiken maken reclamebureaus overuren met het bedenken van slogans en het zichtbaar maken van de kwaliteiten van de plek. De Vereniging Nederlandse Gemeenten hield vorig jaar zelfs een wedstrijd voor gemeenteslogans. ‘Kijk, dat is het mooie van Leeuwarden’ kwam als winnaar uit de bus. Wellicht vanwege de meervoudige bruikbaarheid van de reclamezin, vervang Leeuwarden door iedere willekeurige plaatsnaam en het werkt evengoed. Door het streven naar het bijzondere wordt in dit geval vooral de uitwisselbaarheid benadrukt. Citymarketing is niet alleen populair, gemeenten voelen het inmiddels als noodzaak om binnen de interregionale competitie de eigen kwaliteiten onmiskenbaar over het voetlicht te brengen.

In Kamerik zijn ondernemers buitengewoon actief in het uitdragen van het mooie van Kamerik. Verenigd in de stichting ‘Kamerik op de kaart’ werken zij aan het verbeteren van de recreatieve infrastructuur en aan de bekendheid daarvan. Er staat inmiddels ook een marketing project op stapel waarin VEEN BREED kan participeren. VEEN BREED kan zelfs het initiatief voor de campagne nemen met haar tweejarig project Streven naar de groene lijn, waarin zij de ondernemers, bewoners en overheid gaat verenigen achter haar campagne om voor de kwaliteiten van Kamerik eindelijk erkenning te krijgen van Michelin.

 

pittoreske parcoursen

‘Mogen we dit mooi vinden?’ is een regelmatig gehoorde vraag tussen reizigers met een Michelin-kaart in bijvoorbeeld Frankrijk. Evenals met de sterren die Michelin uitdeelt aan goede restaurants, hanteert deze bandenfirma ook in haar kartografie een zeer betrouwbaar systeem van bezienswaardigheidswaardering. Deze zogenaamde ‘parcours pittoresque’ worden weergegeven door de toevoeging van een groene lijn aan de desbetreffende route. Veel reizigers laten zich daardoor graag leiden of gaan er juist tegenin in een poging het ongelijk van Michelin te bewijzen. Dat laatste valt nog niet mee valt kunnen we opmaken uit de ervaring van deze reiziger in Spanje. ‘Een aantal jaren geleden was ik in de Pyreneën op pad en zag dat van twee parallel gelegen dalen door het hooggebergte er één als pittoresk was aangeduid en het andere niet. Dit parallelle dal voldeed kartografisch gezien aan exact dezelfde voorwaarden. Dit voedde mijn nieuwsgierigheid dermate dat ik de niet-groene route volgde. Deze weg bleek buitengewoon pittoresk zodat zich al snel een gevoel van ontdekking van me meester maakte. Geheel ten onrechte ‘mocht’ ik dit dus van Michelin niet mooi vinden. Totdat, midden in het dal, er plotseling een knoepert van een kerncentrale opdook, die op de kaart meer op een gehucht had geleken. Dit bouwwerk was er in zijn eentje in geslaagd het hele dal van haar pittoreskheid te beroven.’ Wanneer een toevoeging een route plotseling tot niet-bezienswaardig kan veroordelen is het de vraag of dat ook andersom kan gebeuren. Kan een streek bewust werken aan haar pittoreskheid om daarvoor, zoals een restaurant met sterren, uiteindelijk door Michelin te worden beloond met een of meer groene lijnen langs haar wegen?

Ook het Groene Hart van de Randstad kent een aantal door Michelin erkende ‘pittoreske parcoursen’ hoewel niet zo veel als je zou verwachten bij zo’n sterk beschermd landschap. Routes langs de Amstel en bij Nieuwkoop zijn in hun bezienswaardigheid door Michelin erkend. Maar Vinkeveen en Kamerik bijvoorbeeld moeten het zonder één enkele groene lijn stellen. Kamerik is een buitengewoon fraai gebied dat door de buitenwereld nog niet als zodanig wordt herkend. Er zitten actieve boerenondernemers in het gebied die fanatiek werken aan de kwaliteit van het recreatieve landschap. En er is tevens een actief dorpsplatform, dat via zogenaamde dorpsschouwen de vinger aan de pols van de kwaliteiten van het dorp houdt. Maar tot op heden heeft dat nog niet tot een groene lijn op de Michelin kaarten mogen leiden.

Met VEEN BREED gaan we streven naar de erkenning door Michelin van de kwaliteiten van Kamerik. Om die erkenning te bereiken zetten we in samenwerking met ondernemers, bewoners en overheid een aantal activiteiten op. Uit persoonlijke contacten van het VEEN BREED bureau en de daardoor georganiseerde ‘Groene lijn-sessies’ filteren we de door de dorpsbewoners vastgestelde kwaliteiten en ook wanklanken van Kamerik en Kanis. We nodigen tevens een aantal deskundigen uit het VEEN BREED netwerk uit hetzelfde te doen. Zij krijgen de taak Kamerik en Kanis vanuit het perspectief van de ‘Groene Lijn-jury’ van Michelin te bekijken. Tijdens een ’superdorpsschouw’ maken we met betrokkenen een tocht langs de parels en de wanklanken en bespreken we mogelijkheden om de parels te versterken en de wanklanken te verbeteren. De eigenaren of beheerders van deze fraaie en minder fraaie situaties spreken we aan om ze te overtuigen iets positiefs aan de situatie te doen en bieden daarbij het VEEN BREED netwerk van ontwerpers en deskundigen aan. Terwijl deze verbeteringen ter hand worden genomen stelt VEEN BREED een ‘witboek’ samen van Kamerik en zoekt daarmee contact met Michelin. We nodigen de ‘Groene Lijn-jury’ van Michelin uit voor een speciale schouwdag. Beroept de bandenfirma zich op haar onafhankelijkheid en gaat zij niet op de uitnodiging in dan organiseren we een busreis naar het hoofdkantoor in Parijs om het witboek persoonlijk aan te bieden.

 

Geen correspondentie over de uitslag

Natuurlijk is zelfs de uiteindelijke erkenning van Michelin niet zaligmakend en niet eens het hoofddoel van dit project. Doel is het om observaties en bevindingen van bewoners en gebruikers van het gebied op zinvolle wijze te verbinden met deskundigheid en zo te streven naar breed gedragen verbeteringen van de dorpen. Hierbij gaan we deze bewoners en ondernemers van het gebied bewust en gevoelig maken voor het perspectief van de bezoeker. Bovendien heeft dit project tot doel om deze breed gedragen versterking van het gebied te realiseren zonder verhullende, lachwekkende of ronduit leugenachtige reclameslogans. Ondermeer achter de verschuivingen in het boerenondernemersbestaan verschuilen zich bijzondere mogelijkheden voor het Groenhartse landschap van de toekomst. Omdat de veranderingen divers en onvoorspelbaar zullen zijn heeft het geen enkele zin om daar op voorhand een masterplan over te schrijven met een visie over het eindresultaat van die veranderingen. De vernieuwingen moeten zorgvuldig ter hand genomen worden met gevoel voor het landschap en rekening houdend met de cultuurhistorie en de bewoners. Het gemeenschappelijke belang is dat het landschap erkend ‘het bezoeken waard is’ en dat de verbeelding daarbij een sterke rol speelt. Of die ambitie slaagt kunnen we het beste een onafhankelijk deskundige op het gebied van toerisme, zoals Michelin, laten beoordelen. En evenals bij de jaarlijks terugkerende waardering van de restaurants in Michelins rode boekje, kan over de uitslag niet worden gecorrespondeerd.

 

 

 

Het streekmuseum van de toekomst

Hoewel oorspronkelijkheid, streekeigenheid en authenticiteit tegenwoordig in hoog aanzien staan, lijkt het vaak eerder of we allemaal en overal in een buitenwijk van Hilversum of zelfs Hollywood wonen. Bij onze ambitie om onszelf en onze woonomgeving op unieke wijze vorm te geven zetten we vooral uniforme elementen in die we kennen uit de media. Deze uniformering heeft een sterk relativerend effect op de uniciteit van mensen, huizen, tuinen, dorpen en streken. Streekeigen oorspronkelijkheid lijkt tegenwoordig vooral iets te zijn van vroeger, iets dat we in de streekmusea tegenkomen zoals het Poldermuseum Noorden, Museum De Ronde Venen of het Smederijmuseum in Nieuwkoop en vooral ook iets prettigs met een nostalgische uitstraling. In de streekmusea vinden we de herinneringen aan de oude ambachten van het gebied zoals smeden, turf maken, riet snijden en mos trekken. En kunnen we zien hoe het er in het huishouden van Jet en Jan in 1910 toeging met het sokken stoppen, sopje kloppen en bikkelen. De ambachten en gereedschappen die in deze musea worden tentoongesteld ontstonden in het gebied binnen de lokaal geldende mogelijkheden en beperkingen. Turf kun je alleen steken in een veengebied en riet haal je niet uit het bos. De gereedschappen die de ambachtslieden voor hun werk ontwikkelden weerspiegelen de lokaal beschikbare materialen, stand van de kennis en tradities van het gebied. Binnen deze voorwaarden ontstonden de zaken die we nu onmiddellijk als oorspronkelijk, streekeigen en authentiek herkennen. Maar hoe zal dat streekmuseum er over honderd jaar uitzien. Zullen dan onze huidige en nieuwe ambachten vertegenwoordigd zijn en zien we onze huidige schurenbouw en erfinrichting getoond? Het assortiment van de bouwmarkten verschilt over heel Nederland maar weinig. Met de wereldwijde cultuur en de mogelijkheden om alle producten overal vandaan te halen heeft onze streekeigenheid globale trekjes gekregen. Onze ontwerptraditie staat het ook bijna niet meer toe om lokale beperkingen ten gunste van het ontwerp in te zetten. Onze bouwtechniek heeft zich zo veredeld dat we feitelijk overal op een zelfde manier bouwen waarbij lokale materialen en tradities hooguit als decoratie en illustratie terugkomen. En de gereedschappen waarmee dat gebeurt zijn ook over de hele wereld hetzelfde. Het streekmuseum van de toekomst kan dan ook worden opgetuigd als een franchise-model; overal gelijk met héle kleine regionale verschillen. Want zelfs McDonalds past zich in ieder land een heel klein beetje aan aan de lokale smaak.

 

Cultuurhistorische software

Wanneer we naar de actuele gedaante van streekeigenheid kijken zien we in eerste instantie vooral veel verwijzingen naar vroeger tijden. Zelfs de nieuwe economie die rondom de streekproducten aan het ontstaan is teert vooralsnog vooral op een nostalgisch verlangen naar verloren gegane zorgvuldigheid en kwaliteit. Evenementen, boerenmarkten en citymarketing roemen het harde maar eerlijke leven van vervlogen tijden. Maar feitelijk is streekeigenheid iets van alle tijden en dus ook van nu. Wanneer we het vastmaken aan producten en gewoontes uit het verleden zien we de actuele verbijzonderende kracht ervan over het hoofd. We moeten dan ook niet de oude producten en verdwenen gebruiken reanimeren, maar de dynamiek waarbinnen deze totstand zijn gekomen weer tot leven wekken. Deze manier van ontstaan is in feite onze cultuurhistorische software die we steeds opnieuw kunnen inzetten. Het grote verschil is dat het tegenwoordig niet meer vanzelf gebeurt, uit noodzaak omdat het nu eenmaal niet anders kan. We kunnen desgewenst overal alles bouwen en wanneer we ons iets aan willen trekken van lokale beperkingen in materiaal, bouwcondities, tradities en dergelijken, dan is dat een bewuste keuze. Deze bewuste keuze voor lokale beperkingen maakt het ons vervolgens mogelijk om de cultuurhistorische kwaliteiten te vernieuwen. Niet als herinneringen aan het verleden, maar als geactualiseerde continuering van de eigen kwaliteiten.

De voor actualisering geschikte kwaliteiten liggen voor het oprapen maar je moet ze wel willen zien. Op alle schaalniveaus, van het landschap via het erf tot de schuur zijn ze te vinden. Binnen VEEN BREED gaan we naar deze kwaliteiten op zoek en gaan we ze zo vertalen dat ze sturing kunnen gaan geven aan de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen rondom Kamerik. Naast de informatie die we vanuit de activiteiten rondom de groene lijn en het ontwerpadviesbureau verkrijgen, gaan we in samenwerking met CLUE, het internationale ‘Research institute for the heritage and history of the Cultural Landscape and Urban Environment’ aan de slag. Dit interdisciplinaire instituut van de Vrije Universiteit Amsterdam met hoogleraar ‘Erfgoed van stad en land’ Jan Kolen als directeur aan het roer, richt zich op het onderzoeken van ruimtelijke vraagstukken die gerelateerd zijn aan de omgang met erfgoed. CLUE bestudeert erfgoed in historisch perspectief, in een globaliserende wereld, in samenhang met waterbeheer en andere ruimtelijke en sociaal-economische opgaven.

 

Eeuwenlange hardnekkige agrarische ambities

De veranderingen in het boerenbedrijf in het Groene Hart leveren al de nodige ruimtelijke ordeningsproblemen op die vanuit het kwaliteitenonderzoek nieuwe sturing zouden kunnen krijgen. De bestemmingsplannen kennen de boerenerven een agrarische functie toe met alle mogelijkheden maar ook beperkingen van dien. Alle nieuwe functies van de Groenhartse boeren dreigen al snel tegen de bestemmingsplangrenzen aan te lopen en bovendien te worden gefrustreerd door de eisen die de cultuurhistorie en landschappelijke kwaliteiten aan nieuwe ontwikkelingen opleggen. Hier treedt de cultuurhistorie vaak nog op als verhinderaar van ontwikkeling. Wanneer het over veranderingen in het open gebied gaat dan blijkt niet iedereen het er over eens wat nu eigenlijk de kwaliteiten van het gebied zijn. Is het het typisch Hollandse veenweidelandschap, de relatieve leegte en openheid, of de potentie om midden in de grootste urbane conglomeratie van ons land fantastische nieuwe natuur aan te leggen, die wellicht doet denken aan wat men het oorspronkelijke landschap zou kunnen noemen of heeft men het dan over de mogelijkheden om in dit gebied zeer gewilde hoogwaardige woongebieden in te richten. De voorstellen voor de nieuwe woongebieden weerspiegelen vooralsnog vooral het ideaalbeeld van wonen in een bosrijke omgeving. Dat dit landschap gaat veranderen is geen vraag maar een gegeven. Het landschap is ook geen stilstaand iets dat sinds eeuwen onveranderd gebleven is. Door het gebruik binnen de specifieke beperkingen die de plek en het landschap boden is het ontstaan en past het zich voortdurend aan. Het laatste wat we moeten gaan doen is een ideaaltoestand verzinnen en dat zo goed en zo kwaad als het gaat gaan aanleggen. Het landschap is een gevolg van eeuwenlange hardnekkige ambities bij vooral boeren en het is juist die dynamiek die we kunnen continueren.

In HET STREEKMUSEUM VAN DE TOEKOMST verzamelen we de ingrediënten van de continuering van het cultuurlandschap. Het STREEKMUSEUM VAN DE TOEKOMST toont een overzicht van de resultaten van de verschillende projectonderdelen. Een eventuele nieuwe mobiele melkschuur, een amfibische stal, het Groene Lijn witboek en de resultaten van het CLUE onderzoek vormen vooralsnog de kern van de collectie. Aangevuld met andere Zangsporen resultaten en andere lumineuze projecten van veenbewoners vormt dit toekomstig streekmuseum de afronding van het VEEN BREED project. Tijdens het project zal HET STREEKMUSEUM VAN DE TOEKOMST enkel als fenomeen functioneren om eventueel pas bij de projectafronding gestalte krijgen als tentoonstelling en catalogus.